Hoe ontstaan fossielen?
De fossielen van planten, dieren en mensen leveren cruciale aanwijzingen op voor de reconstructie van de natuurgeschiedenis. Maar hoe ontstaan fossielen eigenlijk?
Fossielen worden gevonden in gesteente afzettingen. Deze afzettingen zijn het eindresultaat van erosie. Het eroderende gesteente wordt door water meegevoerd naar een meer of de zee. Hier wordt het gesteente opnieuw afgezet en kan het zich onder bepaalde voorwaarden door chemische processen vastzetten.
Wanneer een mens, dier of plant mee wordt gesleurd in de waterstroom kan het gefossiliseerd raken in de afzetting. Wanneer het organisme in de afzetting terecht komt moet het eerst worden bedolven. Zo wordt het organisme afgesloten van zuurstof en dat verhindert de volledige bacteriële vertering en ontbinding. Dit zorgt ervoor dat de normale natuurlijke kringloop van een kadaver wordt onderbroken, waardoor er overblijfselen van het dier kunnen fossiliseren.
Een klein wonder
Dit maakt elk fossiel op zichzelf een klein wonder. Het organisme moet ontzettend snel bedekt worden om niet door chemische processen te worden ontbonden of door dieren te worden opgegeten. Dit maakt het des te bijzonderder dat er dinosauriërs worden gevonden met gefossiliseerde ingewanden en stukken huid. Terwijl de zachte delen normaal gesproken als eerste verdwijnen. Zie ook de foto boven dit artikel; de Ichthyosaurus is gefossiliseerd tijdens de bevalling! De bedekking moet dus uitermate snel zijn gegaan. Waardoor we nu nog dit bijzondere moment kunnen aanschouwen.
Fossielen kunnen zeer verschillend bewaard zijn gebleven, bijvoorbeeld met behoud van oorspronkelijke vorm, of juist alleen als afdruk. Wanneer je door een museum loopt denk je misschien dat fossielen meestal in goede staat en compleet worden teruggevonden. Maar voor musea worden natuurlijk alleen de beste en mooiste stukken tentoongesteld. Het overgrote deel van de fossielen is in werkelijkheid bijzonder fragmentarisch, zodat in veel gevallen niet eens bepaald kan worden tot welk dier (genus) of familie het dier behoort.
Heden den dagen kunnen er in zeer specifieke omstandigheden nog steeds fossielen ontstaan. Een bekend voorbeeld hierbij zijn bladeren die in snel gevormd kalkdruipsteen terecht komen. Dit proces staat echter totaal niet in vergelijking met de processen die vroeger de vele fossielen hebben moeten laten ontstaan.
De fossiele database
Hoewel veel fossielen vondsten terug te voeren zijn op zeer gelukkige omstandigheden en verre weg de meeste sedimenten geen fossielen bevatten, zijn er tegenwoordig toch al snel 250 000 fossiele soorten en miljarden exemplaren bekend. 99% van deze fossielen zijn echter waterorganismen. Fossielen van ‘gewervelden’ zijn dus relatief zeldzaam. Ondanks de zeldzaamheid van gewervelde fossielen zijn 85% van de tegenwoordige zoogdier families ook fossiel bekend. Daartegenover staan nog 3 maal zoveel uitgestorven families. De verhouding is bij zowel vogels als reptielen vergelijkbaar. Waardoor je zou kunnen redeneren dat ook voor de uitgestorven families het grootste gedeelte is teruggevonden. Dat zou betekenen dat het huidige aantal vondsten voor deze groepen representatief is voor de vroegere verscheidenheid.
De evolutionisten zijn echter nog steeds hard op zoek naar de missing links (wat met de grote fossiele database zeer opmerkelijk is). Vaak maken de nieuwe ontdekkingen de data alleen maar ingewikkelder dan duidelijker. Zie bijvoorbeeld de nieuwe ontdekking op Kreta van een veel te oude mensachtige. Welke voor grote problemen zorgt binnen het huidige evolutieverhaal. (Link naar de ontdekking op Kreta: https://www.scientias.nl/hoe-is-mogelijk-57-miljoen-jaar-oude-mensachtige-voetstappen-ontdekt-op-kreta/)
Bronnen:
Evolutie. Het nieuwe studieboek van Reinhard Junker en Siegfried Scherer